Hoofdstuk 2 - Beschikkingen

2.1 Bevoegdheid om beschikkingen te nemen
-
De heffingsambtenaar is bevoegd om de WOZ-waarde bij beschikking vast te stellen. De heffingsambtenaar is de gemeenteambtenaar die is belast met de heffing van gemeentelijke belastingen. Het college van burgemeester en wethouders van elke gemeente stelt deze heffingsambtenaar aan met een aanwijzingsbesluit. Bij samenwerking tussen gemeenten kan de aanwijzing ook gedaan worden door de uitvoeringsorganisatie en kan de heffingsambtenaar ook in dienst zijn van die uitvoeringsorganisatie of van een andere gemeente.
De heffingsambtenaar is een bestuursorgaan (volgens artikel 1:1 lid1 onderdeel a Awb). Dit betekent dat de ambtenaar handelt vanuit een eigen bevoegdheid toegekend door de wet . Dit wordt aangeduid met "geattribueerde" bevoegdheid van de heffingsambtenaar.
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
Bron 4:
Gerechtshof 's-Gravenhage 18 maart 2023, ECLI:NL:GHSGR:2023:AH9232 (beschikking genomen door bevoegd orgaan.)
-
Nee. In artikel 22 van de Wet WOZ is bepaald dat niet het college, maar de heffingsambtenaar de WOZ-waarde vaststelt. De heffingsambtenaar heeft daartoe "exclusieve" bevoegdheid met specifieke in de Wet WOZ genoemde taken. Het college moet de wet uitvoeren, maar mag niet de activiteiten verrichten waarmee de heffingsambtenaar, bedoeld in artikel 231 lid 2 onderdeel b is belast.
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
Bron 4:
Hoge Raad 13 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8985 (bevoegdheid college)
Bron 5:
Gerechtshof Amsterdam 24 oktober 2003, ECLI:NL:GHAMS:2003:AM79611 (heffingsambtenaar)
-
Ja. Formeel kan dit. De heffingsambtenaar kan daartoe een algemeen (schriftelijk) mandaatbesluit nemen. Dit besluit moet worden gepubliceerd in het Gemeenteblad. Ook kan de heffingsambtenaar in individuele gevallen een mandaatbesluit nemen. Dit moet schriftelijk als de gemandateerde onder verantwoordelijkheid valt van de mandaatverlener. Overigens mag de heffingsambtenaar niet het college van burgemeester en wethouders mandateren.
Het mandaat moet betrekking hebben op zowel het vaststellen van WOZ-waarden als het opleggen van de aanslagen voor de onroerendezaakbelastingen (OZB). Dit is nodig omdat de OZB-aanslag en de beschikking op één biljet staan. Met een mandaat voor beide onderdelen stroomlijnt de heffingsambtenaar de bezwaarprocedures tegen de beschikking en de aanslag. De gemandateerde neemt de WOZ-beschikking en legt de OZB-aanslag op in naam en onder verantwoordelijkheid van de bevoegde heffingsambtenaar.
Hoewel het mandateren formeel kan, heeft het in de regel niet de voorkeur om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Immers de ambtenaar die op basis van mandaat de WOZ-beschikking vaststelt, mag niet worden betrokken bij de behandeling van een eventueel bezwaar.
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
Bron 4:
-
De gemandateerde hoeft alleen in te stemmen met de mandaatverlening, als deze niet onder de verantwoordelijkheid werkt van degene die het mandaat verleent. Bijvoorbeeld een medewerker bouw- en woningtoezicht voor de heffing van de bouwleges of een medewerker van een belastingsamenwerking, wanneer de verantwoordelijke heffingsambtenaar in dienst is van de gemeente. Ook degene onder wiens verantwoordelijkheid de medewerker aan wie de verantwoordelijkheid wordt gemandateerd, werkt, in dit geval het hoofd bouw- en woningtoezicht, respectievelijk de directeur van de belastingsamenwerking moet instemmen met het mandaat.
Bron 1:
-
Het college is bestuurlijk verantwoordelijk voor het hele proces van waardebepaling en waardevaststelling, waaronder bijvoorbeeld de tijdigheid van beschikkingen valt. Daarnaast moet het college ervoor zorgen dat voor alle relevante objecten een beschikking wordt genomen en dat de waardebepaling plaatsvindt op marktniveau en met juiste onderlinge waardeverhoudingen. Ook is het college verantwoordelijk voor het gegevensbeheer en voor een doelmatige uitvoering van de wet.
De heffingsambtenaar is verantwoordelijk voor de individuele waardebepaling en waardevaststelling. Deze ambtenaar neemt de WOZ-beschikking en legt de aanslag op. De heffingsambtenaar behandelt ook bezwaar- en beroepschriften. De heffingsambtenaar is een bestuursorgaan.
Het college kan per geval of in het algemeen instructies geven over hoe de heffingsambtenaar de bevoegdheid moet uitoefenen. Als het college daarom vraagt, licht de heffingsambtenaar het college in over de werkzaamheden en besluiten.
Bron 1:
2.2 Bevoegdheden bij samenwerkende gemeenten
-
Ja. De colleges van twee of meer gemeenten kunnen met betrekking tot een of meer gemeentelijke belastingen bepalen dat een ambtenaar van een van die gemeenten wordt aangewezen als heffingsambtenaar. Deze heffingsambtenaar is dan tevens verantwoordelijk voor het bij beschikking vaststellen van de WOZ-waarden.
De heffingsambtenaar is de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231 lid 2 onderdeel b van de Gemeentewet. Er kan één heffingsambtenaar zijn voor meer gemeenten. Deze gemeenten wijzen dan een heffingsambtenaar van een bepaalde gemeente aan als gemeenteambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen in hun gemeente. Dit wordt ook wel de “centrumconstructie” genoemd, waarbij gemeente A de WOZ voor gemeente B uitvoert.
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
-
Ja. Een gemeente die met meerdere gemeenten samenwerkt op het terrein van gemeentelijke belastingen en deze “belastingsamenwerking” heeft de vorm van een gemeenschappelijke regeling, kan met betrekking tot een of meer gemeentelijke belastingen bepalen dat een medewerker/ambtenaar van die belastingsamenwerking wordt aangewezen als heffingsambtenaar. Deze heffingsambtenaar is dan tevens verantwoordelijk voor het bij beschikking vaststellen van de WOZ-waarden.
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
-
Ja. Dit kan als het samenwerkingsverband het karakter heeft van een openbaar lichaam of van een bedrijfsvoeringsorganisatie.
De Wet gemeenschappelijke regelingen kent drie vormen voor een formeel samenwerkingsverband:
- de centrumconstructie,
- het openbaar lichaam (met een algemeen bestuur en dagelijks bestuur); en
- de bedrijfsvoeringsorganisatie (betreft de uitvoering van taken zonder beleidsmatige sturing vanuit een afzonderlijk bestuur).
Voor de uitvoering van de Wet WOZ komen alle varianten voor.
Als de formele instelling van de gemeenschappelijke regeling daarin voorziet, heeft het samenwerkingsverband de bevoegdheid om zelf een heffingsambtenaar aan te wijzen. Dit kan alleen wanneer bij die gemeenschappelijke regeling een openbaar lichaam of een bedrijfsvoeringsorganisatie is ingesteld.
Bron 1:
Bron 2:
-
Nee. Formeel kan voor een bepaalde belasting niet zowel het samenwerkingsverband een heffingsambtenaar aanwijzen als de gemeente zelf. Wanneer een gemeente de verantwoordelijkheden voor de heffing van bijvoorbeeld de onroerendezaakbelastingen (OZB) heeft overgedragen, kan de gemeente dus voor de OZB niet ook zelf een heffingsambtenaar aanwijzen.
Dit geldt overeenkomstig ook voor de verantwoordelijkheden voor het vaststellen van de WOZ-waarde. Als het college van burgemeester en wethouders van een gemeente de bevoegdheid tot het aanwijzen van een heffingsambtenaar die de verantwoordelijkheid heeft de WOZ-waarde vast te stellen, heeft overgedragen aan een samenwerkingsverband (openbaar lichaam of bedrijfsvoeringsorganisatie), wijst het bestuur van zo’n samenwerkingsverband een heffingsambtenaar aan, die bevoegd is voor het gehele samenwerkingsverband. Die heffingsambtenaar oefent diens bevoegdheden tot het vaststellen van de WOZ-waarde daarmee uit als heffingsambtenaar van dat samenwerkingsverband. Er bestaat dan formeel geen heffingsambtenaar voor de desbetreffende gemeente meer met de bevoegdheid om WOZ-waarden vast te stellen.
Bron 1:
Bron 2:
Gerechtshof Den Haag 19 september 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2449 (bevoegdheid directeur samenwerkingsverband)
Bron 3:
Hoge Raad 8 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1684 (artikel 81 RO)
-
Dit hangt af van hetgeen daarover in de gemeenschappelijke regeling is bepaald. Indien de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Wet WOZ is overgedragen, betekent dit dat de colleges die de bevoegdheid hebben overgedragen, niet langer zelf verantwoordelijk zijn. Het college is wel verplicht de gemeenteraad te informeren over relevante aspecten van de WOZ-uitvoering.
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
Bron 4:
2.3 Eisen aan beschikkingen
-
Nee. Dit hoeft niet uit het aanslagbiljet te blijken. Zo is het ondertekenen van het aanslagbiljet niet verplicht.
De Hoge Raad heeft beslist dat ervan wordt uitgegaan dat een aanslag door de heffingsambtenaar is opgelegd, tenzij uit de aanslag blijkt dat deze is opgelegd door een ander.
Het vermelden op het aanslagbiljet dat de WOZ-waarde is vastgesteld en dat de aanslag is opgelegd door de heffingsambtenaar kan voor de belastingplichtige wel de bevoegdheden verhelderen.
Bron 1:
Hoge Raad 10 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4036 (mandaat heffingsambtenaar)
Bron 2:
Hoge Raad 8 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9084 (vermelden wie aanslag heeft opgelegd op aanslagbiljet)
-
Nee. De Wet WOZ bevat deze eis niet. Het vermelden van deze hoedanigheid (als eigenaar of gebruiker) op de beschikking is niet wenselijk, omdat de vermelding kan leiden tot verwarring bij de belanghebbende, bijvoorbeeld in gevallen dat de hoedanigheid in de loop van het kalenderjaar wijzigt.
Bron 1:
-
Ja. De dagtekening is het uitgangspunt voor de aanvang van de bezwaartermijn. Daarom is het nodig dat de WOZ-beschikking (dus het aanslagbiljet waarmee de WOZ-beschikking en daarmee de WOZ-waarde bekend gemaakt wordt) een dagtekening bevat.
Als de dagtekening ontbreekt, leidt dit niet tot nietigheid van de WOZ-beschikking.
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
-
Op de WOZ-beschikking (dus het aanslagbiljet waarmee de WOZ-beschikking en daarmee de WOZ-waarde bekend gemaakt wordt)) moet staan dat de belanghebbende binnen zes weken na de dagtekening bezwaar kan maken bij de heffingsambtenaar.
Dit kan zijn met een adresvermelding maar deze rechtsmiddelenverwijzing krijgt vaak vorm als QR-code of een andersoortige link naar de juiste plek voor digitaal bezwaar, zoals een MijnGemeente portaal, digitale belastingbalie of een webformulier.
De gemeente kan ook andere contactmogelijkheden op het aanslagbiljet vermelden, zoals een telefoonnummer of e-mailadres voor vragen over de WOZ-waarde of belastingen, zodat ook in een meer informeel contact vragen over de juistheid van de WOZ-waarde beantwoord kunnen worden en signalen over mogelijke onjuistheid van de WOZ-waarde in behandeling genomen kunnen worden, zonder de noodzaak van een formeel bezwaar.
Bron 1:
Bron 2:
Gerechtshof Amsterdam 24 oktober 2003, ECLI:NL:GHAMS:2003:AM7961
-
Nee, dit mag niet. Gemeenten gebruik het BSN alleen als dat noodzakelijk is om hun publieke taak uit te voeren. Het BSN is een persoonsnummer dat bedoeld is voor het contact tussen burgers en de overheid, maar het mag niet gebruikt worden als briefkenmerk of dossiernummer.
Onzorgvuldig gebruik van het BSN kan privacy risico’s met zich meebrengen.
Bij de registratie van de WOZ-beschikking in de Basisregistratie WOZ moet wel het BSN geregistreerd worden als koppelgegeven ten behoeve van de afnemers van deze basisregistratie. Bij (rechts-)personen zonder BSN wordt dan het RSIN of een ander uniek identificerend nummer gebruikt.
Bron 1:
Bron 2:
Artikel 46 Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
-
Ja. De waardepeildatum is één van de verplichte onderdelen van de WOZ-beschikking, naast vastgestelde waarde, de aanduiding (het adres) van de onroerende zaak, het kalenderjaar waarvoor de waarde geldt en de naam van de belanghebbende voor wie de waarde geldt.
De waardepeildatum is bepalend voor het marktniveau. Voor de taxatie van de WOZ-waarde wordt gekeken naar de verkoopprijzen die betaald zijn rond de waardepeildatum. Deze waardepeildatum is 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de WOZ-waarde geldt.
Als de waardepeildatum niet is vermeld, is de WOZ-beschikking niet nietig. Op grond van de wet kan de belanghebbende weten welke waardepeildatum voor het desbetreffende jaar geldt.
Bron 1:
Bron 2:
Hoge Raad 5 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1947
-
De toestandspeildatum in de WOZ is de datum die maatgevend is voor de fysieke staat van een onroerende zaak die de basis vormt voor de WOZ-waarde. Het gaat om de feitelijke situatie van het object op die datum.
Bij de taxatie van de onroerende zaak is de fysieke staat van de onroerende zaak op de toestandspeildatum maatgevend. Er wordt altijd gekeken naar de marktomstandigheden (de verkoopprijzen) rondom de waardepeildatum.
De toestandspeildatum is doorgaans gelijk aan de waardepeildatum. In sommige gevallen (bouw, verbouw, wijziging bestemming, bijzondere omstandigheid specifiek voor de onroerende zaak) is de toestandspeildatum gelijk aan het begin van het kalenderjaar waarvoor de WOZ-waarde geldt. De toestandspeildatum is wel altijd 1 januari.
Bron 1:
-
Nee. De hoofdregel is dat de waardepeildatum en de toestandspeildatum dezelfde zijn en dat alleen de waardepeildatum op de WOZ-beschikking staat.
Bron 1:
Bron 2:
Hoge Raad 5 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1947
-
Nee. Er is geen wettelijk voorschrift dat vereist dat de beschikking naast de waardepeildatum ook de toestandspeildatum vermeldt. Als sprake is van een afwijkende toestandspeildatum, wordt deze op het taxatieverslag vermeld.
Het vermelden van de afwijkende toestandspeildatum is belangrijk voor de duidelijkheid in de richting van de belanghebbende en kan in bijvoorbeeld vragen omtrent het gebruik van de WOZ-waarde voor box 3 van de inkomstenbelasting van betekenis zijn.
Bron 1:
Gerechtshof Amsterdam 8 februari 2008, ECLI:NL:GHAMS:2008:BC4556 (verschuiven toestandspeildatum)
Bron 2:
Hoge Raad 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1879 (belang toestandspeildatum bij verbetering tweede woningen)
-
Nee. De waarde van het woningdeel wordt niet afzonderlijk op de WOZ-beschikking voor de niet-woning vermeld. Wel is de waarde van het bij de OZB-gebruiksheffing buiten aanmerking gelaten woningdeel, af te leiden uit de OZB-heffingsmaatstaf op het aanslagbiljet.
Deze uitsplitsing is alleen in bijzondere gevallen relevant voor de aanslag OZB. Bezwaar tegen deze uitsplitsing vormt dan ook een bezwaar tegen de OZB-aanslag. Over het woningdeel van een niet-woning hoeft de gebruiker geen OZB te betalen. Daarom is in dat geval de heffingsmaatstaf voor de OZB-aanslag voor gebruikers een andere waarde dan de waarde die bij WOZ-beschikking is vastgesteld en die gebruikt wordt voor de OZB-aanslag voor eigenaren.
In dit geval kan de belastingplichtige tegen deze heffingsmaatstaf OZB-voor gebruikers wel bezwaar maken.
Bron 1:
2.4 Bekendmaken WOZ-beschikking
-
Ja. Voorwaarde is dat per aanslag(regel) duidelijk is voor welk orgaan (welke gemeente of welk waterschap) de aanslag wordt opgelegd.
-
Ja. Het kanaal daarvoor is de Berichtenbox in MijnOverheid voor burgers of de Berichtenbox voor bedrijven. Als een belanghebbende burger in MijnOverheid heeft aangegeven de digitale post van de overheid (dat per instantie worden gekozen door een vinkje aan te zetten) te willen ontvangen dan kan het aanslagbiljet gemeentelijke belastingen (met ook de WOZ-beschikking) in de Berichtenbox worden geplaatst. De belanghebbende krijgt daarvan een notificatie per e-mail. Door met DigiD in te loggen op MijnOverheid.nl kan een belanghebbende het eigen aanslagbiljet zien. Als bij het aanslagbiljet ook het taxatieverslag in de Berichtenbox is geplaatst, dan kan dat ook via de Berichtenbox worden ingezien.
Naast het ontvangen van het aanslagbiljet via de Berichtenbox van MijnOverheid kan een belanghebbende ook de WOZ-waarde raadplegen via het tabblad Wonen.
Daarnaast bieden de meeste gemeenten en voor gemeenten werkende belastingsamenwerkingen ook de mogelijkheid om het WOZ-taxatieverslag te raadplegen via het tabblad Wonen. Bij de daar getoonde WOZ-waarde bestaat dan een link naar het taxatieverslag.
Nagenoeg alle WOZ-uitvoeringsorganisaties zijn aangesloten op MijnOverheid, zowel wat betreft het gebruiken van de Berichtenbox als wat betreft het tonen van het taxatieverslag. Beide vormen van aansluiten staan echter los van elkaar. Het gebruik van dit kanaal zowel voor het toesturen van het aanslagbiljet als het tonen van het taxatieverslag heeft de voorkeur omdat dit een centrale plek is voor de communicatie met belanghebbenden door diverse overheden.
De juridische betekenis van een brief in de Berichtenbox is gelijk aan die van een papieren brief.
Voor informele communicatie met belanghebbenden, hebben WOZ-uitvoerders de keuze uit verschillende kanalen zoals een MijnGemeente-portaal, e-mail of telefoon. Voor het verzenden van de beschikkingen moet de veiligheid en de betrouwbaarheid van het elektronische bericht worden gewaarborgd en is een inlog met DigiD vereist. Mede daarom heeft, voor het bekendmaken van de WOZ-beschikking (toezenden van het aanslagbiljet), het gebruik van de Berichtenbox in MijnOverheid de voorkeur.
Wanneer een bestuursorgaan WOZ-beschikkingen uitsluitend digitaal verstrekt, verdient het aanbeveling om bij uitblijven van de betaling, per gewone post een betalingsherinnering te sturen.
Bron 1:
-
Ja. Het is gebruikelijk dat de dagtekening na de dag van verzending ligt. De bezwaartermijn begint in dit geval op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) immers pas op de dag na die van de dagtekening. De rechtsbescherming wordt daardoor niet aangetast. De eerdere verzending leidt in feite tot een langere bezwaartermijn. Door deze werkwijze kan er ook geen onduidelijkheid zijn over het moment waarop de bezwaartermijn eindigt.
Bron 1:
-
Ja. Het is mogelijk dat de gemeente, naast het vooraf ter controle openstellen van de woningkenmerken die gebruikt worden bij de taxatie van de WOZ-waarde, belanghebbenden alvast kennis laat nemen van de waarde die de gemeente voornemens is vast te stellen. Voormelding van de woningkenmerken in combinatie met de voorgenomen WOZ-waarde zal veelal in de laatste maanden van het kalenderjaar plaatsvinden, omdat de nieuwe taxatiewaarde bekend moet zijn.
De woningkenmerken zelf kunnen gedurende het hele jaar open staan. De belanghebbende kan dan controleren of de juiste objectkenmerken worden gebruikt. Bij het vooraf tonen van de voorgenomen WOZ-waarde kan de belanghebbende ook controleren of de waarde in overeenstemming is met het marktniveau.
Er moet helder worden gecommuniceerd wat met de voormelding en reactie daarop gedaan wordt.
-
Ja. De opmerkingen bij de voormelding kunnen niet als een bezwaarschrift worden aangemerkt. Het is goed de belanghebbende daarop te wijzen in de reactie op de voorstellen tot wijziging die de belanghebbende heeft aangedragen.
De reden voor het niet overnemen van input kan het best proactief door de gemeente kenbaar gemaakt worden aan belanghebbende, zodat een bezwaar kan worden voorkomen.
Natuurlijk kan belanghebbende ook na ontvangst van de WOZ-beschikking gebruik maken van de door de gemeente geboden mogelijkheden voor informeel contact om de bij de voormelding gemaakte opmerkingen nogmaals onder de aandacht van de gemeente te brengen en hierop een reactie te ontvangen.
-
Nee. Er kan geen voorlopige WOZ-beschikking worden genomen.
In de artikelen 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is een regeling opgenomen waarin het voor aanslagen mogelijk is gemaakt om voorlopige aanslagen op te leggen. Deze artikelen van de AWR zijn echter in de Wet WOZ niet van overeenkomstige toepassing verklaard.
Als in een bijzondere situatie de WOZ-beschikking nog niet kan worden genomen, kan de gemeente een OZB-aanslag opleggen op basis van de vangnetbepaling als bedoeld in artikel 220d van de Gemeentewet. Een vergelijkbare mogelijkheid biedt artikel 3.112 van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor het gebruik van de WOZ-waarde voor het bepalen van het eigenwoningforfait. Uit de systematiek vloeit voort dat ook de waterschappen van deze mogelijkheid gebruik kunnen maken in geval de WOZ-waarde ontbreekt.
Op de voet van artikel 18a van de AWR wordt de OZB-aanslag of de aanslag inkomstenbelasting in overeenstemming gebracht met de waarde die later is komen vast te staan bij onherroepelijk vaststaande WOZ-beschikking.
Waterschappen kunnen, anders dan de gemeente en Belastingdienst, niet zelf een waarde bepalen (voor de watersysteemheffing). Bij de inwerkingtreding van de Wet modernisering waterschapsbestel is deze mogelijkheid voor het waterschap komen te vervallen. Tot 2008 had het waterschap deze mogelijkheid wel op grond van artikel 120 lid 6 Waterschapswet.
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
Bron 4:
Bron 5:
-
Nee. Het is niet toegestaan WOZ-beschikkingen te nemen vóór 1 januari van het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft.
Het is ook niet mogelijk om een beschikking te nemen vóór 1 januari omdat dan niet met zekerheid is vast te stellen wie op 1 januari eigenaar of gebruiker van het object zal zijn en wie daarom als belanghebbenden moeten worden aangemerkt. Ook kan nog niet met zekerheid worden vastgesteld of niet de toestand op 1 januari van de onroerende zaak als uitgangspunt genomen moet worden voor de WOZ-waarde (bijvoorbeeld als gevolg van brand in de laatste dagen van december.
Een OZB-aanslag die wordt opgelegd vóór 1 januari van het kalenderjaar waarop deze aanslag betrekking heeft is nietig, omdat het belastbare feit zich nog niet heeft voorgedaan.
Bron 1:
-
De Wet WOZ maakt in de voorschriften voor het nemen van een WOZ-beschikking geen onderscheid tussen objecten met of zonder een waarde. In veel gevallen is het niet nodig om voor objecten waarvoor het gehele object buiten aanmerking blijft op grond van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten een WOZ-beschikking te nemen omdat er geen belang is bij de WOZ-beschikking. Bij objecten waarbij niet de waarde, maar wel de afbakening een rol speelt bij het gebruiken van de WOZ-beschikking, is er wel een belang bij de WOZ-beschikking.
Voor de Wet belastingen op milieugrondslag, de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 is de afbakening van belang. Dit kan ook aan de orde zijn bij onroerende zaken waarbij de gehele onroerende zaak bij het bepalen van de waarde buiten aanmerking blijft.
Uitgezonderde gebouwde objecten moeten wel worden vastgelegd in de Basisregistratie waarde onroerende zaken (Basisregistratie WOZ) en daarmee in de Landelijke Voorziening WOZ (LV WOZ). Voor deze WOZ-objecten hoeft geen WOZ-beschikking geregistreerd te worden in de Basisregistratie WOZ, omdat de afnemers van de LV WOZ door de codering van deze WOZ-objecten geen WOZ-beschikking verwachten. Uitgezonderde ongebouwde objecten hoeven niet te worden vastgelegd in deze Basisregistratie WOZ en zijn daarmee voor afnemers ook niet te raadplegen in de LV WOZ. Het registreren van een WOZ-beschikking voor deze WOZ-objecten is dan ook niet aan de orde.
Ook wanneer er voor de uitgezonderde gebouwde onroerende zaken geen WOZ-beschikking wordt verzonden is dus van belang dat de juiste afbakening van de onroerende zaak is geregistreerd in de Basisregistratie WOZ. Alle objecten, inclusief de uitgezonderde ongebouwde objecten, dienen wel in de WOZ-administratie van de gemeente opgenomen te zijn. Dit kan in de vorm van WOZ-objecten, in de vorm van zogenaamde "WOZ-containers" of op andere wijze.
Bron 1:
Artikel 12 Wet belastingen op milieugrondslag
Bron 2:
Bron 3:
-
Ja. Deze nihil-beschikking biedt de belanghebbende rechtszekerheid. De gemeente kan ervoor kiezen om deze beschikkingen met waarde € 0 ambtshalve, dus gelijk met de massale verzending van alle beschikkingen, te versturen of alleen op verzoek van belanghebbenden.
-
Wanneer de WOZ-beschikking is gericht aan de verkeerde persoon, dan wordt deze vernietigd. Een nieuwe WOZ-beschikking wordt verzonden aan de juiste belanghebbende.
Wanneer er bij de belanghebbende geen misverstand kan bestaan voor wie de beschikking bestemd is, wordt de WOZ-beschikking niet vernietigd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er in de tenaamstelling van de WOZ-beschikking een schrijffout is gemaakt, of wanneer bijvoorbeeld bij een eenmanszaak de handelsnaam in de tenaamstelling wordt gebruikt.
Voor het bepalen welke tenaamstelling juist is, is in de meeste gevallen de Basisregistratie personen of het Handelsregister bepalend. Dit is slechts anders, wanneer de belanghebbende niet is geregistreerd in één van deze basisregistraties. In deze basisregistraties is bijvoorbeeld ook vastgelegd of bij de tenaamstelling al dan niet de naam van de partner wordt vermeld.
Bron 1:
Hoge Raad 31 augustus 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2356 (schrijffout is geen onjuiste tenaamstelling)
Bron 2:
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 26 november 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4779 (tenaamstelling eenmanszaak voldoende duidelijk)
Bron 3:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 december 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10508 (kennelijke verschrijvingen)
-
Het is niet noodzakelijk dat een WOZ-beschikking een (volledig juist) adres van een object noemt, zolang maar duidelijk is om welke object het gaat en hier dus geen misverstand over kan bestaan. De “aanduiding van de onroerende zaak” op de WOZ-beschikking moet voldoende duidelijk zijn voor de ontvanger van de WOZ-beschikking.
Bron 1:
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 7 september 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3103 (adressering recreatiewoning)
-
Een eenmaal genomen WOZ-beschikking kan niet nogmaals worden genomen. Een duplicaat kan wel worden verzonden. De bezwaartermijn gaat lopen vanaf de dagtekening oorspronkelijke WOZ-beschikking.
Toch geldt dat, als iemand te laat bezwaar maakt en stelt dat dit is omdat de beschikking niet heeft ontvangen, de belanghebbende enerzijds de ontvangst geloofwaardig moet ontkennen en anderzijds is het aan de heffingsambtenaar om bewijs te leveren voor ontvangst of de aanbieding aan het postvervoerbedrijf.
Als de beschikkingen aangetekend zijn verzonden en een ontvangstbevestiging is getekend, is dit in beginsel voldoende bewijs dat de belanghebbende de beschikking heeft ontvangen. Aangetekende verzending van de beschikkingen wordt als algemene handelwijze echter niet doelmatig gevonden. Ook uit de administratie is soms op te maken of de beschikking is ontvangen. Wanneer de aanslag is betaald, staat daarmee in het algemeen vast dat de gecombineerde WOZ-beschikking/aanslagbiljet is ontvangen (tenzij er een automatische incasso-opdracht is verleend of door een ander is betaald).
Wanneer de WOZ-beschikking/het aanslagbiljet is geplaatst in de Berichtenbox van MijnOverheid is ook voldoende aannemelijk gemaakt dat de WOZ-beschikking door de belanghebbende is ontvangen. De belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het ontvangen van notificaties over nieuwe berichten in de Berichtenbox en voor het regelmatig kennisnemen van berichten die in de Berichtenbox zijn geplaatst.
Bron 1:
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 24 maart 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1318 (geloofwaardige ontkenning ontvangst is aan belanghebbende)
-
Nee. Aan een belanghebbende die op grond van artikel 22 Wet WOZ reeds een WOZ-beschikking heeft ontvangen maar deze is kwijtgeraakt, kan niet nogmaals voor hetzelfde kalenderjaar zo’n beschikking worden afgegeven. De gemeente kan in dit geval wel een duplicaat van de WOZ-beschikking/aanslagbiljet gemeentelijke belastingen verstrekken met de oorspronkelijke dagtekening. Er gaat dus geen nieuwe bezwaartermijn lopen.
Bron 1:
Bron 2:
Gerechtshof Amsterdam 31 maart 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:888
Bron 3:
Gerechtshof Amsterdam 9 november 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4105
2.5 Termijn voor het nemen van de jaarlijkse WOZ-beschikking
-
Jaarlijks wordt een WOZ-waarde vastgesteld. De WOZ-beschikking wordt doorgaans verzonden in de eerste acht weken van het kalenderjaar waarvoor deze geldt. Ondanks dat deze termijn van acht weken is vastgelegd in de Wet WOZ, maakt een eventuele latere verzending de WOZ-beschikking niet nietig. De uiterste dagtekening is meestal 25 februari.
Bron 1:
-
Ja. Ook een WOZ-beschikking die na acht weken is genomen is rechtsgeldig. In de Wet WOZ is geen bepaling opgenomen op grond waarvan de bevoegdheid om een beschikking te nemen na een bepaalde termijn vervalt.
Als de termijn van acht weken is overschreden, kan de belanghebbende er niet zonder meer op vertrouwen dat er over dat jaar geen WOZ-beschikking wordt verzonden. De beschikking kan ook in de loop van het jaar nog komen en zelfs beschikkingen over voorgaande jaren zijn geldig.
Bron 1:
Bron 2:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 november 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9978
Bron 3:
Gerechtshof Den Haag 10 mei 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:903
-
Ja. Dit vloeit voort uit artikel 24 lid 9 van de Wet WOZ. Dit wettelijk voorschrift perkt de beleidsvrijheid van gemeenten in om aanslagen later op te leggen.
Een later opgelegde WOZ-beschikking en aanslag is niet nietig. Voor het nemen van de WOZ-beschikking geldt geen fatale termijn. De bevoegdheid om een aanslag op te leggen is wel beperkt tot drie jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan (1 januari van het betreffende kalenderjaar).
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 november 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9978
-
Met het oogpunt van heldere communicatie met belanghebbenden en duidelijkheid omtrent het zorgvuldig omgaan met wettelijke termijnen is een dagtekening van de WOZ-beschikking Het aanslagbiljet na 25 februari niet wenselijk. Voor de belanghebbende geeft dit het signaal dat wettelijke termijnen voor de overheid minder zwaar wegen dan voor de belanghebbende (de bezwaartermijn).
Formeel is een dagtekening van de WOZ-beschikking (het aanslagbiljet) na 25 februari geen probleem, mede omdat artikel 24 van de Wet WOZ aangeeft dat een niet tijd genomen WOZ-beschikking niet nietig is.
2.6 Onherroepelijk vaststaan van de WOZ-beschikking
-
De WOZ-beschikking staat onherroepelijk vast zodra de WOZ-beschikking of de uitspraak op het bezwaar- of beroepschrift niet meer in geschil zijn en de termijnen om rechtsmiddelen aan te wenden, ongebruikt zijn verstreken.
Dat wil zeggen: wanneer geen bezwaar of beroep is ingesteld en de bezwaar- en beroepstermijnen (inclusief cassatie) zijn verstreken. Een WOZ-beschikking staat tevens onherroepelijk vast wanneer de Hoge Raad zich definitief over de beschikking heeft uitgesproken.
Eén uitzondering op de hoofdregel is de situatie dat iemand te laat bezwaar maakt of te laat beroep instelt, maar de termijnoverschrijding verschoonbaar wordt geacht.
Bron 1:
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 april 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1206
-
Voor de initiële WOZ-beschikking geldt dat de WOZ-waarde onherroepelijk wordt op het moment dat de bezwaartermijn ongebruikt is verstreken. Een bezwaar is van dat moment in beginsel niet-ontvankelijk en wordt niet meer inhoudelijk in behandeling genomen.
Zolang een bezwaar in behandeling is of een beroepsprocedure loopt, is de WOZ-waarde niet onherroepelijk. Dit is van belang voor het gebruik van de WOZ-waarde. Zes weken na een uitspraak, wordt de waarde onherroepelijk als geen nieuwe procedure is gestart.
Dat moment is belangrijk want artikel 18a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) brengt met zich mee dat binnen een termijn van acht weken nadat de beschikking onherroepelijk is komen vast te staan, de opgelegde aanslagen die zijn gebaseerd op de WOZ-waarde in overeenstemming worden gebracht met de waarde die na bezwaar of beroep onherroepelijk is komen vast te staan.
Gemeenten, waterschappen en de Belastingdienst moeten zich actief opstellen bij de toepassing van artikel 18a van de AWR. Daarmee kan worden voorkomen dat belastingplichtigen moeten verzoeken om teruggave van te veel betaalde belasting.
Bron 1:
-
Als er geen bezwaar tegen de beschikking is ingediend nadat de wettelijke bezwaartermijn is verstreken (ontvangst binnen zes weken plus één week ingeval van verzending per post), kan ervan worden uitgegaan dat de beschikking onherroepelijk vaststaat.
De gemeente kan er echter niet zonder meer van uitgaan dat na verloop van zes weken na de datum waarop uitspraak op een bezwaarschrift of beroepschrift is gedaan (het verstrijken van de beroepstermijn), de WOZ-beschikking onherroepelijk vaststaat. Er zal dan nog moeten blijken dat er geen (hoger) beroep is ingesteld. Volgens de eigen procesregelingen sturen de rechtbank, het hof of de Hoge Raad binnen één week nadat zij het beroepschrift heeft ontvangen, daarvan een kennisgeving aan de gemeente. Deze termijn zal bij ontvangst van grote aantallen beroepsschriften of bij vraagpunten omtrent de ontvankelijkheid van het beroep niet altijd gehaald worden.
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
Bron 4:
Bron 5:
-
De gemeente legt in de Basisregistratie WOZ (Landelijke Voorziening WOZ) vast:
- dat bezwaar of beroep tegen de beschikking is ingesteld;
- dat uitspraak is gedaan en met welke dagtekening; en
- wat de waarde is die bij de uitspraak is komen vast te staan.
Het feit dat een WOZ-beschikking onherroepelijk is geworden, is daarmee geen mutatie in de Basisregistratie WOZ. De waterschappen en Belastingdienst mogen ervan uitgaan dat wanneer niet binnen acht weken na een uitspraak in een bezwaar- of beroepsprocedure in de Basisregistratie WOZ is vastgelegd dat (hoger) beroep is aangetekend, de WOZ-beschikking onherroepelijk is. Ook waterschappen en Belastingdienst brengen dan actief op grond van artikel 18a AWR de aanslagen in overeenstemming met de aangepaste WOZ-waarde. Daarom is het belangrijk dat gemeenten tijdig in de Basisregistratie WOZ (LV WOZ) vastleggen of sprake is van (hoger) beroep.
Bron 1:
-
Ja. De belanghebbende kan bezwaar maken tegen de navorderingsaanslag of tegen de beschikking tot vermindering van de aanslag. Het bezwaar heeft dan betrekking op de verwerking van de aangepaste WOZ-waarde in de aanslag. Het bezwaar kan dus geen betrekking meer hebben op de WOZ-waarde.
Bron 1: