Hoofdstuk 12 - Afwijkende toestandspeildatum

12.1 De soorten waardeveranderingen
-
Ja, de WOZ-waarde wordt meestal bepaald naar de toestand op de waardepeildatum. Deze waardepeildatum ligt één jaar voor het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld.
Er zijn drie situaties waarbij de waarde bepaald moet worden naar een andere toestandspeildatum dan de waardepeildatum. Dit is het geval, wanneer tussen de waardepeildatum en het begin van het kalenderjaar waarvoor de WOZ-waarde geldt, zich één van de volgende omstandigheden voor doet:
- wijzigingen in de objectafbakening. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een bouwkavel wordt gesplitst in kavels met daarop afzonderlijke woningen, maar ook bij het bijkopen van een groenstrook;
- fysieke wijziging van het object door bouw of verbouw. Bijvoorbeeld de (aan)bouw van een woning, maar ook het door brand verloren gaan van een garage; en
- overige bijzondere omstandigheden die specifiek de onroerende zaak betreffen, zoals bijvoorbeeld de verandering van verkeersintensiteit van de weg waaraan het object is gelegen.
Vanwege de waardeverandering na de waardepeildatum geldt in deze gevallen het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld als de toestandspeildatum. Evenals de waardepeildatum is de toestandspeildatum ook altijd 1 januari.
Bronnen
-
Dat ligt aan de aard van de activiteiten. Indien het opknappen alleen bestaat uit het wegwerken van achterstallig onderhoud, dan voldoet dit niet aan de eisen die artikel 18, derde lid, van de Wet WOZ stelt om te komen tot een toestandspeildatum die afwijkt van de waardepeildatum.
Indien sprake is van daadwerkelijke verbetering door bijvoorbeeld uitbreiding (zoals een aanbouw, serre of dakkapel), het creëren van extra voorzieningen of het bewoonbaar maken van een zolder of een garage, dan zal de waarde wel bepaald worden naar de toestand aan het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde geldt (toestandspeildatum).
-
Het realiseren van een verbetering betekent dat het woongenot of de gebruiksmogelijkheden daadwerkelijk toenemen. Dit betreft bijvoorbeeld het creëren van extra voorzieningen (zoals centrale verwarming of isolatie) of het creëren van extra ruimte (aanbouw, serre, bewoonbare zolder).
Bronnen
Hoge Raad 29 november 1995, nr. 30.898, Belastingblad 1996/52.
Hof Arnhem 5 januari 2002, ECLI:NL:GHARN:2002:AE5556, Belastingblad 2002/977.
Hof Arnhem 2 juli 2002, ECLI:NL:GHAMS:2002:BV5781, Belastingblad 2002/980.
Hof Arnhem-Leeuwarden 15 januari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:354
-
In feite houdt de formulering van artikel 18, derde lid, van de Wet WOZ een viertal criteria in:
- Er moet sprake zijn van een omstandigheid, dat wil zeggen dat de waardeverandering moet samenhangen met een duidelijk aanwijsbare handeling of een duidelijk aanwijsbaar voorval.
- De omstandigheid moet bijzonder zijn, hetgeen aangeeft dat het een verandering is die niet gebruikelijk of te verwachten is voor het betreffende object of de betreffende locatie.
- Specifiek betekent dat omstandigheden die van invloed zijn op alle of zeer grote aantallen objecten niet worden bedoeld.
- De omstandigheden moeten betrekking hebben op de onroerende zaak, dat wil zeggen dat bedrijfsomstandigheden of persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende niet worden bedoeld.
Een voorbeeld van een bijzondere omstandigheid is een door de gemeente opgelegd gebruiks- en verhuurverbod van een kantoorpand omdat niet is voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit. Ook de opheffing van een dergelijk gebruiks- en verhuurverbod vormt grond voor verschuiving van de toestandsdatum.
Bronnen
Hof Amsterdam 23 april 2003, ECLI:NL:GHAMS:2003:AH9399, Belastingblad 2003/964.
Hof Arnhem 28 april 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BI3995, Belastingblad 2009/828.
Hof Arnhem 26 oktober 2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BO3710.
Hof Arnhem-Leeuwarden 18 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8847, Belastingblad 2015/37.
Hoge Raad 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:457, Belastingblad 2018/199.
-
Ja, dit kan. Wanneer de transactiecijfers na het besluit tot aanleg van een windturbinepark een waardeverandering laten zien, kan dit reden zijn om op basis van artikel 18, derde lid, van de Wet WOZ uit te gaan van de toestandsdatum. De vraag is op welk moment de waardeverandering intreedt, bijvoorbeeld bij publicatie van de voorgenomen plannen of pas bij het formele besluit van de gemeente. In de praktijk zal het lastig zijn één datum aan te wijzen waarop de waardeverandering werd ingezet, nu grote omgevingsplannen zich over de jaren geleidelijk aan ontwikkelen.
Wanneer het besluit van invloed is op alle of zeer grote aantallen objecten in de gemeente, is geen sprake van een specifiek voor de onroerende zaak geldende omstandigheid.
Bronnen
Hof Amsterdam 6 maart 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BH5974, Belastingblad 2009/630.
Hof Arnhem 1 december 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BK7031, Belastingblad 2010/158.
Hof Arnhem-Leeuwarden 19 december 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11131.
-
Ja. Het ontdekken van bodemverontreiniging tussen de waardepeildatum en de toestandspeildatum is in de toelichting op de Wet WOZ genoemd als voorbeeld van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet WOZ.
Bronnen
Hoge Raad 5 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI5685, Belastingblad 2003/1121.
Hof Arnhem-Leeuwarden 8 juli 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5528, Belastingblad 2014/373.
-
Ja. Uit jurisprudentie blijkt dat deze mutatiegrond zowel kan leiden tot een hogere waarde als een lagere waarde aan het begin van het kalenderjaar dan op de waardepeildatum.
Bronnen
Hof Amsterdam 28 maart 2003, ECLI:NL:GHAMS:2003:AR0754, Belastingblad 2004/1221.
Hof te Amsterdam 3 december 2008, ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6331, Belastingblad 2009/288.
-
Ja. Omdat de levering van een nieuw gebouwde onroerende zaak gedurende de eerste twee jaar na het eerste in gebruik nemen is onderworpen aan omzetbelasting, wordt de WOZ-waarde van dergelijke objecten gedurende de eerste twee jaar ook getaxeerd inclusief BTW.
Het verstrijken van deze tweejaarsperiode is een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 18 derde lid van de Wet WOZ. Daarom moet in het tweede belastingjaar na het jaar van ingebruikname gekeken worden naar de situatie op de toestandspeildatum die 1 jaar na de waardepeildatum ligt. Bijvoorbeeld: een onroerende zaak wordt voor het eerst in gebruik genomen op 3 juli 2020. Voor de belastingjaren 2021, 2022 en 2023 ziet het schema er dan als volgt uit.
Belastingjaar
Waardepeildatum
Toestandsdatum
Marktwaarde
2021
1-1-2020
1-1-2021
Inclusief BTW
2022
1-1-2021
1-1-2021
Inclusief BTW
2023
1-1-2022
1-1-2023
Exclusief BTW
Bronnen
Hoge Raad 9 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:477, Belastingblad 2013/444.
Hof Den Haag 12 september 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2611 (Hoge Raad 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1136 (artikel 81RO)).
Rechtbank Den Haag 17 mei 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:8292, Belastingblad 2019/372.
-
Ja. Uit de tekst en de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 18 derde lid, aanhef en letter c. Wet WOZ volgt dat specifiek ten opzichte van één of meer onroerende zaken geldende, zich buiten die onroerende zaken voltrekkende, externe omstandigheden of oorzaken zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden. Indien door een aardbeving of de ontdekking van funderingsproblemen een vermindering in waarde heeft plaatsgevonden moet dat dus leiden tot aanpassing van de waardering naar de toestandsdatum. Voor die vermindering is de enkele omstandigheid dat de onroerende zaak geen zichtbare schade heeft opgelopen niet beslissend.
Bronnen
Hoge Raad 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:457, Belastingblad 2018/199.
Handelingen II, 1993/94, blz. 5523, 5531, 5639-5640 en 5741.
-
Al bij publicatie van de aanvraag van een bouwvergunning in het Gemeenteblad kan sprake zijn van een bijzondere omstandigheid. Hierbij is niet van belang dat nog geen vergunning is verleend. Een potentiële koper zal immers rekening houden met de mogelijkheid dat de omgevingsvergunning wordt verleend. Daarmee wijzigt de waarde in de loop van het belastingjaar als gevolg van een specifiek voor de onroerende zaak geldende omstandigheid. Een op te richten bouwwerk kan zowel een positieve als negatieve invloed hebben op de waarde van de onroerende zaak.
Bronnen
Hof Arnhem-Leeuwarden 7 september 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8434.