Hoofdstuk 8 - Informatie-inwinning en privacy

- 8.1 Verplichting van belanghebbenden om informatie te verstrekken voor de waardebepaling en de waardevaststelling
- 8.2 Verplichting van derden om gegevens te verstrekken
- 8.3 Gegevens en inlichtingen verstrekken aan andere gemeenten
- 8.4 Betreden woningen en niet-woningen
- 8.5 Verplichtingen en bevoegdheden WOZ-medewerkers
- 8.6 AVG en de Wet WOZ
- Volgende hoofdstukken
8.1 Verplichting van belanghebbenden om informatie te verstrekken voor de waardebepaling en de waardevaststelling
-
Voor de belanghebbenden gelden de volgende verplichtingen:
- de gevraagde gegevens en inlichtingen verstrekken;
- desgevraagd inzage verlenen in de boeken, dat wil zeggen de administratie en alle documenten die met het eigendom of gebruik van deze onroerende zaak verband houden; en
- toegang verlenen tot gebouwen (niet zijnde een woning) en de grond, voor zover deze van belang kunnen zijn voor de waardebepaling en de waardevaststelling.
Het verlenen van toegang tot de woning is, in verband met de privacybescherming, niet verplicht.
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
Bron 4:
Bron 5:
Gerechtshof Den Haag 13 december 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2640
-
Ja. Bij het opvragen van informatie gelden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het proportionaliteitsbeginsel. Dit brengt onder andere met zich mee dat de gemeente bevoegdheden niet breder mag gebruiken dan nodig en dat de inhoud van de vragen ertoe moet strekken het doel te kunnen bereiken, namelijk een correcte waardebepaling.
Als de gemeente inlichtingen vraagt of inlichtingenformulieren verstuurt, moet men rekening houden met de administratieve lasten die het verzoek oproept voor de belanghebbende. Steeds moet de gemeente de afweging maken of deze administratieve lasten opwegen tegen het belang van de gegevens en of de gegevens niet ook langs andere weg verkregen kunnen worden. Daarnaast is het goed om de belanghebbende het nut en de noodzaak van de gegevensverstrekking helder uit te leggen.
Wanneer de gevraagde inlichtingen essentieel zijn voor de waardebepaling en belanghebbende niet reageert, kan de gemeente een voor bezwaar vatbare informatiebeschikking nemen als bedoeld in artikel 52a lid 1 AWR. Hier gelden afzonderlijke voorwaarden voor.
Bron 1:
Bron 2:
-
Uit artikel 47 van de Algemene Wet op de Rijksbelastingen (AWR) volgt de verplichting om op verzoek van de inspecteur (hier: de heffingsambtenaar) de gegevens die nodig zijn voor de WOZ-waardebepaling te verstrekken. Als deze gegevens niet worden verstrekt, kan de heffingsambtenaar een informatiebeschikking nemen. Dit is de vaststelling dat de verplichte gegevens niet verstrekt zijn. Tegelijkertijd kan hiermee een laatste gelegenheid worden geboden om de gegevens alsnog te verstrekken.
Als de gegevens alsnog niet worden geleverd en de informatiebeschikking onherroepelijk is geworden en een juridische procedure zou volgen over de juistheid van de WOZ-waarde, dan volgt uit de wet dat voor die gegevens een ‘omkering van de bewijslast’ plaatsvindt en de bewijslast verzwaart. Het is dan aan de belanghebbende om aan te tonen dat de bij de WOZ-waardebepaling gebruikte gegevens niet juist zijn. Ook wordt het de heffingsambtenaar in die procedure niet tegengeworpen als de gebruikte gegevens later toch onjuist blijken.
Bron 1
Bron 2
Bron 3
Hof Arnhem-Leeuwarden 15 december 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10522 (informatiebeschikking in bezwaarfase)
-
Wanneer een belanghebbende de (vooraf of in bezwaar) gevraagde inlichtingen niet verstrekt, maar deze wel essentieel zijn voor de WOZ-waardebepaling kan de heffingsambtenaar een voor bezwaar vatbare informatiebeschikking nemen als bedoeld in artikel 52a lid 1 AWR.
Een (onherroepelijke) informatiebeschikking kan voor de belanghebbende procesrechtelijke gevolgen hebben in een procedure tegen de vastgestelde waarde. Zodra de informatiebeschikking onherroepelijk vaststaat, leidt het niet verstrekken van de gevraagde inlichtingen tot omkering van de bewijslast voor de niet-verstrekte gegevens. Omkering van de bewijslast wil zeggen dat het niet langer aan de heffingsambtenaar, maar aan de belanghebbende is om aan te tonen waarom de WOZ-waarde niet juist is. Deze omkering van de bewijslast vervalt wanneer de belanghebbende de gevraagde inlichtingen verstrekt. Zonder informatiebeschikking kan geen omkering van de bewijslast plaatsvinden.
Tegen de informatiebeschikking staan rechtsmiddelen open. Als de belanghebbende beroep instelt tegen de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de informatiebeschikking, kan de rechter deze bevestigen of vernietigen. Afhankelijk van of de belastingrechter de informatiebeschikking bevestigt of vernietigt, vindt er al dan niet omkering van de bewijslast plaats.
Als de gemeente de WOZ-waarde bij beschikking vaststelt, voordat de informatiebeschikking onherroepelijk vaststaat, vervalt de informatiebeschikking en kan de omkering van de bewijslast niet meer plaatsvinden. De informatiebeschikking zowel in het primaire proces (waardevaststelling) als in de bezwaarfase worden genomen.
Bron 1:
Artikel 52a lid 1 en lid 3 AWR (informatiebeschikking)
Bron 2:
Bron 3:
Hoge Raad 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:130 (informatiebeschikking en omkering bewijslast)
Bron 4:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 december 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10521 (informatiebeschikking in bezwaarfase)
Bron 5:
Rechtbank Rotterdam 23 augustus 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:8601 (informatiebeschikking secundaire objectkenmerken)
-
Nee. Het verzenden van een informatiebeschikking moet worden beperkt tot die gevallen waarbij voorzienbaar is dat omkering van de bewijslast op zijn plaats is. Hierbij valt te denken aan de situatie dat door belanghebbende geen of geen volledige informatie wordt verstrekt, die nodig is voor het juist vaststellen van de waarde.
In het licht van goede betrekkingen met inwoners, het niet juridiseren van het contact over de WOZ en het eigen werkproces, is het op grote schaal verzenden van informatiebeschikkingen niet wenselijk.
Voor een zorgvuldige besluitvorming is het ook mogelijk dat voorafgaand aan het vaststellen van de WOZ-waarde onderzoek wordt gedaan naar de objectkenmerken met een informatieverzoek. Het uitblijven van informatie na zo’n uitvraag kan, ook zonder informatiebeschikking, voldoende zijn om bij de waardering van de bekende gegevens uit te mogen gaan. In bijzondere gevallen, zoals belanghebbenden met veel objecten, is het mogelijk om voormeldingen te combineren met een informatieverzoek door daarbij artikel 47 AWR expliciet als grondslag te vermelden.
Bron 1
Hoge Raad 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:130 (informatiebeschikking en omkering bewijslast)
Bron 2
Bron 3
Hof Arnhem-Leeuwarden 22 juni 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6064
-
Ja. In de meeste gevallen vindt enkel een omkering en verzwaring van de bewijslast in de juridische procedure plaats. Daarbij is het niet langer aan de heffingsambtenaar om de waarde aannemelijk te maken, maar aan de belanghebbende om aan te tonen dat de kenmerken niet juist zijn.
Wettelijk gezien kan het niet verstrekken van gevraagde inlichtingen leiden tot een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie. Bij het opzettelijk niet verstrekken van inlichtingen kan deze sanctie worden verhoogd tot een hechtenis van ten hoogste vier jaar of een geldboete van de vierde categorie. In de praktijk komt dit weinig voor.
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
Bron 4:
Bron 5:
-
De gemeente kan de weigering om gegevens te verstrekken melden bij het Openbaar Ministerie. De officier van justitie kan vervolgens overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Of de officier van justitie tot vervolging overgaat, is afhankelijk van de prioriteitstelling van het Openbaar Ministerie.
-
Hoewel de model-inlichtingenformulieren nog steeds onderdeel uitmaken van deze wettelijke regeling en in principe gebruikt moet worden als de uitvraag op papier wordt gedaan, worden gegevens tegenwoordig ook vaak digitaal opgevraagd. Niet de vorm van de uitvraag, maar de gegevens zijn leidend.
Om marktinformatie te krijgen over de huurprijzen van kantoren, winkels en bedrijfsruimten wordt het inlichtingenformulier verhuurgegevens niet-woningen gebruikt. Om inlichtingen over gebruikers van bedrijfsverzamelgebouwen te krijgen, wordt gebruik gemaakt van het model-inlichtingenformulier gebruikers niet-woningen. Dit kan ook in digitale vorm. Met deze verplichting worden de administratieve lasten voor het bedrijfsleven beperkt. Ondernemingen met meerdere vestigingen krijgen dan van de verschillende gemeenten steeds hetzelfde inlichtingenformulier.
Bron 1:
8.2 Verplichting van derden om gegevens te verstrekken
-
In het Besluit gegevensverstrekking Wet WOZ is limitatief opgesomd wie informatieplichtig zijn voor gegevens die nodig zijn voor de waardebepaling en ‑vaststelling.
Eigenaren en gebruikers van onroerende zaken moeten informatie verstrekken over verkoop- en verhuurtransacties. Deze informatie is niet (alleen) van belang voor de waardebepaling van de onroerende zaken waarbij ze zelf belanghebbend zijn, maar ook voor de waardebepaling van objecten van anderen.
Deze verplichting geldt ook voor partijen die namens de eigenaar de onroerende zaak beheren. Daarnaast zijn ook degene die opdracht geeft voor de bouw van een onroerende zaak en degene die de zaak bouwt (de aannemer) verplicht informatie te verstrekken over bijvoorbeeld de bouwkosten. Ook makelaars zijn verplicht inlichtingen te geven over huur- en kooptransacties.
Degene die een onroerende zaak aanmerkt als landgoed op grond van artikel 2 van de Natuurschoonwet 1928 moet informatie verstrekken ten behoeve van de waardebepaling en de waardevaststelling. Het gaat hierbij om de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZ) die in het kader van de toekenning van de NSW-status beschikt over veel informatie over het object en dus informatie kan verstrekken over de opbouw van het landgoed.
Daarnaast zijn eigenaren, beheerders van onroerende zaken en ook energiebedrijven verplicht inlichtingen te geven over de gebruiker van de onroerende zaak. Deze inlichtingen zijn niet gericht op de waardebepaling maar op de waardevaststelling, het ervoor zorgen dat de WOZ-beschikking ook ten aanzien van de juiste persoon verzonden kan worden. Daarom zijn zij (uitsluitend) verplicht de naam-, adres- en woonplaatsgegevens te verstrekken van eigenaren en gebruikers van onroerende zaken.
Bron 1:
-
Ja. WOZ-datacenter verzamelt continu alle stichtingskosten en andere marktinformatie. Deze informatie wordt verwerkt in landelijke taxatiewijzers, die gemeenten gebruiken om taxaties uit te voeren of te onderbouwen. Artikel 47 van de AWR verplicht belastingplichtigen om informatie te verstrekken. De medewerkers van WOZ-datacenter die de informatie opvragen moeten daarbij worden beschouwd als medewerkers die werken onder de verantwoordelijkheid van de heffingsambtenaar.
Bij de categorie WOZ-objecten waar we het hier over hebben, is het niet een “gemeentelijke taxateur” die uitvoering geeft aan deze werkzaamheden, maar het WOZ-datacenter geeft praktisch uitvoering aan deze gemeentelijke taak “onder verantwoordelijkheid van de heffingsambtenaar” van de desbetreffende gemeente. Dit praktische werk is centraal georganiseerd gezien de aard van deze taak, namelijk: het landelijk delen van taxatiegegevens tussen gemeenten. Deze verplichting volgt uit artikel 32a van de Wet WOZ.
De gegevens die WOZ-datacenter verzamelt, zijn voor meerdere gemeenten van belang. Al die gemeenten zijn dan op basis van artikel 30 van de Wet WOZ bevoegd om die gegevens op te vragen bij de informatieplichtigen. Om de administratieve lasten bij deze informatieplichtigen beperkt te houden, vraagt WOZ-datacenter deze gegevens op. Dit waarborgt dat de informatieplichtigen niet dezelfde informatie aan diverse gemeenten hoeven te verstrekken. Uit het Besluit gegevensverstrekking Wet WOZ volgt wie informatieplichtig is. Daaronder vallen degenen bij wie de volgens de taxatiewijzer voor het desbetreffende type object relevante (markt)gegevens informatie wordt opgevraagd.
Ook is in het Besluit gegevensverstrekking Wet WOZ de afzonderlijke bepaling opgenomen (gelijk aan de hiervoor beschreven artikel 30 Wet WOZ): “Voor zover dit redelijkerwijs van belang kan worden geacht voor de uitvoering van dit besluit, gelden de in dit besluit genoemde bevoegdheden en verplichtingen ook buiten de gemeente.” Gemeenten mogen dus ook bij belanghebbenden buiten de eigen gemeente gegevens opvragen.
Bovendien, de verplichting die gemeenten hebben om aan elkaar WOZ-gegevens te leveren (artikel 32a Wet WOZ), “moet leiden tot meer gegevens- en kennisuitwisseling tussen gemeenten hetgeen de doelmatigheid ten goede komt”, aldus de wetgever in 2009 (Memorie van Toelichting).
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
Bron 4:
-
Ja, mits de gemeente bij de uitoefening van de bevoegdheid om inlichtingen te vragen binnen de grenzen van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur blijft.
Dit houdt in dat van informatieplichtigen niet kan worden verlangd dat de gevraagde gegevens te verstrekken in een vorm die niet voorhanden is bij de organisatie, zodat zij nog extra inspanningen moeten verrichten. Als de gemeente bijzondere eisen stelt aan de manier waarop de informatie moet worden aangeleverd, kan kostenvergoeding op zijn plaats zijn.
Bron 1:
Besluit gegevensverstrekking Wet WOZ (zie ook de toelichting bij dit besluit)
-
Ja. WOZ-datacenter verzamelt continu alle stichtingskosten en andere marktinformatie. Deze informatie wordt verwerkt in landelijke taxatiewijzers, die gemeenten gebruiken om taxaties uit te voeren of te onderbouwen. Artikel 47 van de AWR verplicht belastingplichtigen om informatie te verstrekken. De medewerkers van WOZ-datacenter die de informatie opvragen moeten daarbij worden beschouwd als medewerkers die werken onder de verantwoordelijkheid van de heffingsambtenaar.
Bij de categorie WOZ-objecten waar we het hier over hebben, is het niet een “gemeentelijke taxateur” die uitvoering geeft aan deze werkzaamheden, maar het WOZ-datacenter geeft praktisch uitvoering aan deze gemeentelijke taak “onder verantwoordelijkheid van de heffingsambtenaar” van de desbetreffende gemeente. Dit praktische werk is centraal georganiseerd gezien de aard van deze taak, namelijk: het landelijk delen van taxatiegegevens tussen gemeenten. Deze verplichting volgt uit artikel 32a van de Wet WOZ.
De gegevens die WOZ-datacenter verzamelt, zijn voor meerdere gemeenten van belang. Al die gemeenten zijn dan op basis van artikel 30 van de Wet WOZ bevoegd om die gegevens op te vragen bij de informatieplichtigen. Om de administratieve lasten bij deze informatieplichtigen beperkt te houden, vraagt WOZ-datacenter deze gegevens op. Dit waarborgt dat de informatieplichtigen niet dezelfde informatie aan diverse gemeenten hoeven te verstrekken. Uit het Besluit gegevensverstrekking Wet WOZ volgt wie informatieplichtig is. Daaronder vallen degenen bij wie de volgens de taxatiewijzer voor het desbetreffende type object relevante (markt)gegevens informatie wordt opgevraagd.
Ook is in het Besluit gegevensverstrekking Wet WOZ de afzonderlijke bepaling opgenomen (gelijk aan de hiervoor beschreven artikel 30 Wet WOZ): “Voor zover dit redelijkerwijs van belang kan worden geacht voor de uitvoering van dit besluit, gelden de in dit besluit genoemde bevoegdheden en verplichtingen ook buiten de gemeente.” Gemeenten mogen dus ook bij belanghebbenden buiten de eigen gemeente gegevens opvragen.
Bovendien, de verplichting die gemeenten hebben om aan elkaar WOZ-gegevens te leveren (artikel 32a Wet WOZ), “moet leiden tot meer gegevens- en kennisuitwisseling tussen gemeenten hetgeen de doelmatigheid ten goede komt”, aldus de wetgever in 2009 (Memorie van Toelichting).
Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
Bron 4:
8.3 Gegevens en inlichtingen verstrekken aan andere gemeenten
-
Ja. In artikel 32a Wet WOZ is geregeld dat de gemeenten elkaar desgevraagd kosteloos gegevens en inlichtingen verstrekken, die van belang kunnen zijn om de wet uit te voeren. Om deze uitwisseling tussen gemeenten op doelmatige wijze te laten plaatsen is door de VNG het WOZ-datacenter opgezet. Via het WOZ-datacenter kunnen gemeenten op een veilige manier gegevens voor de waardebepaling met elkaar uitwisselen. Tevens kan op grond van artikel 32a Wet WOZ uitwisseling van gegevens plaatsvinden via het WOZ-datacenter.
Bron 1:
-
Ja. In artikel 32 Wet WOZ is geregeld dat de afnemers aan gemeenten desgevraagd gegevens en inlichtingen mogen verstrekken, die van belang kunnen zijn om de wet uit te voeren. Hiermee wordt dus geregeld dat gegevens die vallen onder de geheimhoudingsverplichting van de Belastingdienst of de waterschappen ook geleverd mogen worden aan gemeenten. Deze gemeenten moeten voldoen aan dezelfde geheimhoudingsverplichtingen. Op grond van deze bepaling kunnen ook gegevens worden verstrekt aan het WOZ-datacenter, dat de VNG beheert. Ook voor de gegevens binnen het WOZ-datacenter geldt immers de geheimhoudingsverplichting.
Bron 1:
8.4 Betreden woningen en niet-woningen
-
Ja. Persoonlijk contact tijdens een inpandige opname, waarbij over-en-weer uitleg wordt gegeven, wordt vaak als prettig worden ervaren. De gemeente mag woningen inpandig opnemen, maar wel alleen met toestemming van de betreffende inwoner.
De gevolgen van een weigering de taxateur van de heffingsambtenaar binnen te laten voor een inpandige opname, komen in een procedure dan wel voor rekening van de belanghebbende.
Ook bij de marktanalyse is het nodig om een goed beeld te hebben van de inpandige kwaliteit van de verkochte woning. Het uitgangspunt bij de uitvoering van de Wet WOZ is een zo groot mogelijke kwaliteit terwijl belanghebbenden daarbij zo min mogelijk administratief worden belast. In alle gevallen moet de gemeente bij de betreding van woningen het proportionaliteitsbeginsel in acht nemen.
Bron 1:
Hof Arnhem-Leeuwarden 13 juni 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5460
-
De gemeente is daartoe niet wettelijk verplicht, maar het is wel zorgvuldig om dit te doen. Een zorgvuldig optreden helpt om het draagvlak voor de Wet WOZ bij de belanghebbenden te vergroten. Een praktisch argument is dat een aankondiging de kans vergroot dat de bewoner aanwezig is om toegang te verlenen en eventuele vragen te beantwoorden.
-
De Algemene wet op het binnentreden waarborgt het zogenoemde huisrecht, dat in de Grondwet is verankerd. Voor het naar binnen gaan, moet de taxateur zich altijd legitimeren en het doel van het van binnen bekijken van de woning .
Bij de inpandige opname moet de taxateur correct en zorgvuldig optreden. Het is van belang dat er gedragsregels zijn en dat die worden nageleefd. Zowel de taxateur/betrokken medewerker als de gemeente zijn ervoor verantwoordelijk dat het bezoek zorgvuldig verloopt. Dus:
- pleeg geen "overval";
- leg uit wat men wil bekijken en waarom dit nodig is;
- laat belanghebbenden van tevoren weten dat de woning in een bepaalde periode zal worden bezocht;
- ga niet naar binnen als er geen volwassenen thuis zijn;
- bied zo nodig aan om op een ander moment terug te komen;
- als foto’s moeten worden gemaakt, geef aan waarom dit nodig is en hoe ze veilig worden verwerkt.
Bron 1:
Bron 2:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 januari 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BY9431 (geen dwang of bewijsuitsluiting bij inpandige taxatie)
Bron 3:
-
Het zorgvuldig opnemen van een woning om tot een WOZ-waarde te komen, draagt bij aan de kwaliteit van de gegevens. Het is belangrijk om de belanghebbende te informeren over het belang van het inpandig opnemen voor een correcte WOZ-waarde. Zichtbaarheid van de taxateur kan bijdragen aan het vertrouwen in een zorgvuldige WOZ-waardebepaling.
Een belanghebbende kan een inpandige opname altijd weigeren. De gemeentetaxateur mag in geen geval tegen de wil van de bewoner een woning betreden. De uitzondering dat de burgemeester een machtiging kan geven voor betreden zonder toestemming zal niet worden toegepast voor de uitvoering van de Wet WOZ.
Ook bij inpandige opnames geldt het proportionaliteitsbeginsel. De gemeentetaxateur bekijkt of een specifiek voor deze woning opgesteld inlichtingenformulier kan volstaan om tot een correcte waardebepaling te komen. Wanneer de belanghebbende dit formulier weigert in te vullen, kan een voor bezwaar vatbare informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a lid 1 AWR worden genomen. Bij uitblijven van de gevraagde inlichtingen treedt omkering van de bewijslast op, zodra de informatiebeschikking onherroepelijk is.
Bron 1:
Bron 2:
-
Ja. Bij een inpandige opname in het kader van een bezwaarprocedure moet een weigering in elk geval worden vastgelegd. Het kan van belang zijn in het verdere verloop van een procedure. Het is belangrijk de datum en het tijdstip van het bezoek te noteren. Ook kan worden opgenomen dat een inlichtingenformulier is afgegeven met het verzoek dit in te vullen.
Ook bij andere opnames, bijvoorbeeld de opname van een verkocht pand in het kader van de marktanalyse, is het verstandig om een eventuele weigering van toestemming tot binnentreden vast te leggen, met de daarvoor opgegeven reden.
-
Dit is een document dat de burgemeester in zeer bijzondere gevallen kan verstrekken, als een betreding geweigerd wordt en die wel noodzakelijk is. Er zijn in het kader van de Wet WOZ geen gevallen denkbaar waarin dit aan de orde komt.
Bron 1:
-
Als de belanghebbende geen medewerking heeft verleend aan inpandige opname, kan de rechter meer gewicht toekennen aan de onderbouwing van de gemeente dan aan de argumenten van de belanghebbende. Dit is een gevolg van de vrije bewijsleer.
>Als de belanghebbende ook geweigerd heeft gevraagde inlichtingen te verstrekken (bijvoorbeeld het inlichtingenformulier in te vullen) kan de gemeente een informatiebeschikking geven. Wanneer de toegezonden informatiebeschikking onherroepelijk is en de belanghebbende de informatie niet heeft verstrekt, dan wordt de bewijslast volgens de wet omgekeerd.Bron 1:
Bron 2:
Bron 3:
Bron 4:
Gerechtshof Den Haag 15 juni 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1284 (heffingsambtenaar hoefde niet akkoord te gaan met voorwaarden voor inpandige opname)
-
Ja. De gemeente moet de belanghebbende erop wijzen dat het weigeren van de toegang ertoe leidt dat de gemeente de waardebepaling dan zal moeten doen met de gegevens die er wel zijn. Ook kan de rechter vervolgens van belanghebbenden eisen dat die aannemelijk maakt dat de gemeente de waarde onjuist heeft vastgesteld.
-
Een algemeen uitgangspunt bij de uitvoering van de Wet WOZ is een zo groot mogelijke kwaliteit te bereiken terwijl inwoners en bedrijven daarbij zo weinig mogelijk administratief worden belast.
Bij de betreding van panden en terreinen moet de gemeente het proportionaliteitsbeginsel hanteren. Het belang bij het betreden moet in verhouding staan tot het ongemak dat daarmee wordt opgeroepen. Omdat het betreden van een niet-woning een minder grote inbreuk vormt op de privacy, is het betreden van een niet-woning eerder proportioneel dan bij een woning.
Bij bedrijfsverzamelgebouwen kan de objectafbakening vaak alleen ter plaatse worden beoordeeld en is toegang tot het pand of het terrein nodig.
Ook bij de marktanalyse en de bezwaarafhandeling worden panden betreden, wanneer dat nodig is om een goed beeld nodig is van de inpandige kwaliteit van het object of de mate waarin het object is onderhouden.
Bron 1:
-
Ja. Het weigeren van toegang op grond van het zogenoemde huisrecht geldt alleen voor woningen en niet voor andere gebouwen.
Bron 1:
Artikel 30 Wet WOZ in samenhang met artikel 50 AWR
-
Ja. Ongevraagd naar binnen gaan bij een niet-woning is niet behoorlijk.
Bron 1:
Artikel 30 Wet WOZ in samenhang met artikel 50 AWR
-
Een niet-woning kan worden betreden tussen acht uur 's morgens en zes uur 's avonds en niet op zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen. In overleg met belanghebbende kan hiervan worden afgeweken.
Een bezoek kan eventueel wel ook op andere tijden plaatsvinden wanneer het pand op de voor het bezoek gestelde uren in gebruik is als dit belanghebbende beter uitkomt, bijvoorbeeld bij cafés en andere horecagelegenheden.
Bron 1:
8.5 Verplichtingen en bevoegdheden WOZ-medewerkers
-
In de regel wijst het college bij een aanwijzingsbesluit de heffingsambtenaar aan als persoon ten aanzien van wie belanghebbenden de verplichting hebben om gegevens en inlichtingen te verstrekken of toegang tot gebouwen te verlenen.
De heffingsambtenaar kan bevoegdheden op het terrein van het inwinnen van inlichtingen en het bezoeken van panden mandateren aan (externe) taxateurs/medewerkers. De heffingsambtenaar voorziet die taxateurs/medewerkers van een legitimatiebewijs van de organisatie.
De heffingsambtenaar kan deze taken ook mandateren aan een andere organisatie, zoals het WOZ-datacenter.
Daarnaast is het mogelijk dat het college ambtenaren aanwijst jegens wie de verplichtingen van belanghebbenden om gegevens en inlichtingen te verstrekken of toegang tot gebouwen te verlenen ook gelden.
Bron 1:
Artikel 30 lid 5 Wet WOZ in samenhang met artikel 56 AWR
-
In de Waarderingsinstructie staan de vakbekwaamheidseisen alleen inhoudelijk beschreven. De Wet WOZ stelt de gemeenten uitdrukkelijk verantwoordelijk voor de uitvoering van de waardebepaling en voor de uitvoering van de waardevastelling en daarmee om voldoende vakbekwame medewerkers in te zetten om de verschillende soorten werkzaamheden uit te voeren.
Om te beoordelen of een taxateurs voldoen aan deze eisen, kan gekeken worden of zij ingeschreven zijn in het Nederlands Register voor Vastgoed Taxateurs (NRVT) met een inschrijving in de Kamer WOZ. Het NRVT stelt ook eisen aan de permanente educatie van taxateurs als ze eenmaal zijn ingeschreven.
Naast examens voor WOZ-taxateur woningen en WOZ-taxateur niet-woningen zijn er ook examens gericht op de andere werkzaamheden in het kader van de WOZ-uitvoering, zoals WOZ-medewerker, WOZ-gegevensbeheerder, WOZ-juridisch specialist, en WOZ-coördinator interne beheersing.
Voor alle kwalificaties moet de kandidaat zowel kennis als vaardigheden hebben aangetoond.
Bron 1:
Hoofdstuk 6 (Vakbekwaamheid), Waarderingsinstructie
Bron 2:
Website Waarderingskamer: Vakbekwaamheid
-
Ja. De geheimhoudingsverplichting geldt voor iedereen die door een bestuursorgaan wordt betrokken bij de uitvoering van een taak en daarbij de beschikking krijgt over informatie waarvan diegene het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden. Dit geldt voor eigen medewerkers als voor externe partijen bij de uitvoering van deze taak in volle breedte.
Bron 1:
-
Ja. Het is wenselijk omdat de gemeente verantwoordelijk is de gegevens te beheren en de privacy te beschermen. Daarom wordt het zorgvuldig omgaan met informatie ook expliciet benoemd in de ambtseed voor ambtenaren.
Door voor de aanvang van de werkzaamheden een dergelijke verklaring af te leggen op het gemeentehuis, wordt de medewerker zich er ook beter van bewust dat er vertrouwelijke aspecten kleven aan de uitvoering van de Wet WOZ. Het afleggen van de verklaring kan dan gevolgd worden door het verstrekken door de gemeente van een legitimatiebewijs aan de medewerker.
Als een externe taxateur ook taxaties verricht op eigen titel of voor andere organisaties, kan de gemeente contractuele maatregelen treffen om te voorkomen dat belangen worden vermengd. Dit laatste volgt overigens ook direct uit artikel 3 lid 7 van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet WOZ.
Bron 1:
Artikel 3 lid 7 Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling WOZ
-
Ja. Een externe betrokken medewerker werkt onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Een gedraging van een persoon werkzaam onder verantwoordelijkheid van de gemeente, wordt volgens de Awb aangemerkt als een gedraging van de gemeente.
Bron 1:
-
Nee. Om belangenverstrengeling te voorkomen, moet het college erop toezien dat de taxateurs die tevens makelaar zijn, geen inlichtingen inwinnen namens de gemeente. Dit volgt rechtstreeks uit de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet WOZ.
Bron 1:
Artikel 3 lid 7 Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet WOZ
-
Ja. Het college van burgemeester en wethouders is eindverantwoordelijk, voor alle werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van de Wet WOZ. Het college is daarom ook verantwoordelijk voor de manier waarop de taxateur/betrokken medewerker binnen de gemeente opereert.
Indien de uitvoerende werkzaamheden zijn ondergebracht in een gemeenschappelijke regeling die tevens openbaar lichaam is, kan uit die regeling blijken dat het bestuur van het samenwerkingsverband verantwoordelijk is.
Bron 1:
-
Ja. Dit vloeit voort uit het feit dat het college van burgemeester en wethouders (of het bestuur van een samenwerkingsverband) verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Wet WOZ.
Op grond van artikel 9:2 van de Awb moeten de gemeenten klachten over gedragingen van het bestuursorgaan en over personen die bij het bestuursorgaan werken, in behandeling nemen. Dit geldt ook voor medewerkers van dienstverleners die voor de gemeente werken.
De klacht wordt altijd ingediend bij het bestuursorgaan waarvoor de medewerker werkzaam is. Als dat een samenwerkingsverband is, dan kan de klacht daar worden ingediend.
Voor de gecertificeerde taxateurs geldt daarnaast tuchtrecht bij het NRVT. Een klacht kan niet gaan over de WOZ-waarde maar uitsluitend over gedragingen van de taxateur.
Bron 1
Bron 2
8.6 AVG en de Wet WOZ
-
De AVG is van toepassing als het gaat om de verwerking van persoonsgegevens. In het kader van de WOZ-waardebepaling en waardevaststelling wordt door gemeenten een grote hoeveelheid gegevens gebruikt. WOZ-waarden en adressen van woningen zijn persoonsgegevens. Gegevens die ten grondslag liggen aan de WOZ-waarde, zoals (object)kenmerken van de woning zelf, zijn dat niet.
Artikel 6 van de AVG schrijft voor dat voor het verwerken van persoonsgegevens een grondslag vereist is. De Wet WOZ biedt de wettelijke basis voor de gegevensverwerking. Daarmee is in het algemeen sprake van een verwerkingsgrondslag als bedoeld in artikel 6 lid 1 onderdeel e AVG. Ook als er een wettelijke grondslag is voor de verwerking van gegevens, gelden belangrijke privacy-beginselen zoals doelbinding, vertrouwelijkheid en integriteit.
De gezagsverhouding tussen inwoners en de overheid staat op gespannen voet met de grondslag ‘toestemming’ uit artikel 6 lid 1 onder a AVG. Dit is enkel aan de orde als het gaat om bijvoorbeeld het gebruik van een e-mailadres om contact te nemen over een vraag, en niet om het verzamelen van gegevens die nodig zijn voor de waardebepaling en -vaststelling.
Bron 1:
Bron 2:
Raad van State 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:247 (objectkenmerken zijn geen persoonsgegevens)
Bron 3:
Raad van State 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2053 (objectkenmerken zijn geen persoonsgegevens)
-
Foto’s die worden gebruikt in het kader van de waardebepaling, met name foto’s die door belanghebbenden zelf worden aangeleverd, kunnen privacygevoelige informatie bevatten. Voor informatie-inwinning (ook via foto’s) geldt een aantal basisbeginselen, zoals:
- zorgvuldigheid;
- informatieveiligheid; en
- dataminimalisatie.
De Waarderingskamer heeft een “Instructie gebruik foto’s in de WOZ” uitgevaardigd die gemeenten in acht moeten nemen. Belangrijk daarin is dat het aanleveren van foto’s door de belanghebbenden niet verplicht is. Als gegevens nodig zijn, moet belanghebbende ook andere wijze mogelijk zijn om die gegevens te verstrekken. Het verstrekken van inlichtingen over de woning is wel verplicht
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) acht het ontvangen van informatie over woningkenmerken via foto’s in het kader van de WOZ-waardering in principe mogelijk. Wanneer inwoners de mogelijkheid wordt geboden om via foto’s informatie te verstrekken over de objectkenmerken, dient een “data protection impact assessment” (DPIA) te worden opgesteld. Dat is een instrument om vooraf de privacy risico’s van een gegevensverwerking in kaart te brengen, zodat de organisatie maatregelen kan nemen om deze risico’s te verkleinen. Iedere gemeente of uitvoeringsorganisatie die de foto’s opvraagt, moet deze DPIA uitvoeren. De VNG heeft een model-DPIA opgesteld.
Bron 1:
Bron 2:
Model-DPIA VNG voor foto’s in de WOZ
Bron 3:
Raad van State 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3130 (verwerking van foto’s)